Ons museum

Een museum over de geschiedenis van de Buurtspoorwegen

Een beetje geschiedenis

Het museum bevindt zich op de plaats van het vroegere station Thuin-Ouest en maakt deel uit van de vroegere NMBS-lijn 109, die liep tussen Mons en Chimay. De passagiersdienst verdween in 1964, maar de lijn werd in goede staat gehouden voor het goederenverkeer naar de suikerfabriek van Donstiennes. Deze dienst werd in de jaren 1980 opgeschort en de lijn werd verlaten. Speciale treinen bleven de lijn echter gebruiken, onder meer voor verschillende ASVi-feesten. Bij die gelegenheden werd de lijn gebruikt door een treinstel van de serie 46 van de NMBS en door de NMVB-stoomlocomotief van het type 808. In 1992, toen de lijn op het punt stond te verdwijnen, organiseerde ASVi een laatste treinrit. 

In februari 1993 is begonnen met de ombouw van het spoor van de NMBS (1435 mm) naar een plaatselijk profiel (1000 mm). Er werd een wissel geplaatst in de Rue de la Couture en het spoor werd vervangen op de overweg. Aangezien de NMBS-lijn is uitgerust met metalen dwarsliggers, konden deze opnieuw worden gebruikt zonder ze te verplaatsen. Slechts één rail werd verplaatst en vastgezet om de metrische spoorbreedte te verkrijgen. Zodra de ombouw voltooid was, moesten we de wissels installeren die toegang zouden geven tot de werkplaats en het museum. De eerste wissels kwamen van de lus van de Expo 1958 in Brussel, het gemengde normaal/metrisch wissel kwam van Marcinelle Hauchies en de andere werden gerecupereerd van de oude NMVB tramnetten van Charleroi en La Louvière.

Ancienne gare de Thuin Ouest, où est actuellement implanté le musée du tram vicinal
ART.300 lors de l'ouverture de l'atelier dans les années 2000 au musée du tram vicinal

De werkzaamheden aan de nieuwe depôt begonnen in 1996. Het was ontworpen als werkplaats, maar werd aanvankelijk gebruikt als museum. De werkzaamheden werden in 1999 afgerond met het leggen van de sporen in het gebouw en het storten van de betonplaat. De trams namen in juni 1999 hun intrek in het gebouw. De PCC was de eerste, die al snel gezelschap kreeg van de 9073, de stoomlocomotief 303 en de aanhangwagen 1853. 

Het “Centre de Découverte du Vicinal” werd op 4 juli 1999 opengesteld voor het publiek, maar er was nog steeds geen elektriciteit (600 volt) om onze trams te laten rijden. De bouw van het onderstation begon in februari 2000. De elektrische uitrusting werd besteld bij AEG, en een gelijkrichter en twee stroomonderbrekers van 600 volt werden gerecupereerd uit het station van Binche (voormalige lijn 90 van de NMVB). De elektrificatie van het terrein begon in februari 2001, compatibel met het afnemen van elektriciteit per pijl of per pantograaf.

Het tweede gebouw van het “Centre de Découverte du Vicinal” heeft het daglicht gezien dankzij een EFRO-faseringssubsidie van 1,1 miljoen euro. ASVi moest nog het saldo van 110.000 € betalen. Dit bedrag werd bijeengebracht via donaties en diverse inkomsten. De bouw van het gebouw begon eind 2001 en duurde een jaar. De eerste dag met elektrische tractie was op 1 juni 2003. De winter werd gebruikt om de scenografie te installeren. De voertuigen die in het museum/werkplaats stonden, werden overgebracht naar het definitieve museum. Vanaf dan werd de werkplaats gewijd aan de renovatie van andere voertuigen en het dagelijks onderhoud van de reeds in dienst zijnde voertuigen. Er werden grote manoeuvres uitgevoerd om de in andere tramstellen geparkeerde trams over te brengen naar Thuin. 

Dankzij al deze werkzaamheden zijn er nog eens 25 trams bijgekomen. In 2004 werd het echt museum ingehuldigd en verwelkomden de elektrische trams eindelijk de passagiers. De meeste spoorwerkzaamheden zijn voltooid en het Tramfestival op 15 augustus was een groot succes. 

In 2010 werd een verlenging van 3 km geopend langs de RAVeL (Réseau Autonome des Voies Lentes), op de voormalige spoorweglijn 109 van de NMBS, tot aan het eindpunt in Biesme-sous-Thuin. Dit traject, dat met autorails (diesel spoorauto’s) wordt gereden, vormt een contrast met de twee andere lijnen naar Lobbes en Thuin Ville-Basse, die langs de weg of op straat lopen. Deze verlenging herinnert eraan dat de Buurtspoorwegen ook op eigen bedding door het platteland liep.

Intérieur du musée du tram vicinal lors de la finalisation des travaux avant son ouverture

Ontdekking van het museum

Als u ons museum bezoekt, ontdekt u één eeuw Buurtspoorweg-geschiedenis, van de stoomlocomotief en de bijbehorende aanhangwagens die in de jaren 1900 een typische gemengde goederen- en passagierstrein vormden, tot de laatste rijtuigen van de NMVB, via de grote elektrische trams die bekend staan als Standard, en niet te vergeten de treinstellen die de goederentreinen trekken. 

Tijdens uw wandeling door de gangen passeert u de tentoongestelde voertuigen en klimt u in sommige ervan om het soms relatieve comfort van die tijd te waarderen. In de thematische vitrines vallen typische “NMVB” voorwerpen op: joysticks, dienstregelingen, kaartjes en diorama’s van de “Buurtspoorwegen” in al zijn gedaanten. U kunt ook een kijkje nemen in de vitrine over elektrotechniek, met een plattegrond van een onderstation of regelaar die u de werking ervan laat zien.

Als u omhoog tegen de muur kijkt, ziet u een groot aantal foto’s en bestemmingsborden of films die uw aandacht zullen trekken. Onderweg geven posters met rode achtergronden informatie over belangrijke punten in de geschiedenis van de snelweg, van de oprichting tot de ontmanteling ervan. Voordat u stopt bij de winkel met een selectie boeken, ansichtkaarten en andere voorwerpen, beklimt u de paar treden naar de tussenverdieping. Daar hebt u een prachtig uitzicht over het museum. Voor spoorwegliefhebbers is het een mooie gelegenheid om de daken van onze trams te zien.

Zolang je op het tussenverdieping bent, kan je het prachtig naburig diorama op schaal 1/76 bewonderen. Deze set vertegenwoordigt de buurttrams van Brussel die langs het kanaal vertrekken en eindigen op het dorpsplein van een Brabants dorp. Twee andere miniatuursamenstellingen worden tentoongesteld in de hoofdhal. Ze hebben de tentoonstellingen van modeltreinen meegemaakt voordat ze aan ons werden overgedragen om nogmaals tentoongesteld te worden. De eerste stelt de Ardennen voor aan het begin van de jaren 50, met houttransporten en de paar reizigers die de meest afgelegen dorpen met elkaar verbonden. De tweede stelt het depot van Lasne voor op de lijn Brussel – Waver in de jaren 60. Een kleine knipoog, aangezien de ASVi dit depot enkele jaren als koude opslag heeft gebruikt voordat het werd ingehaald door de eetlust van vastgoedontwikkelaars, die het hebben omgebouwd tot appartementen.

Nu hoeft u alleen nog maar op de tram te stappen naar de Benedenstad, Lobbes en Biesme-sous-Thuin.

La locomotive HL.303 du musée du tram vicinal sur la ligne de Biesme-sous-Thuin

Over de Buurtspoorwegen

Wat zijn de Buurtspoorwegen of "Vicinal" ?

Buurtspoorwegen is wat bij de buurt hoort, het Latijnse vicinus, waaruit in het Waals vigin is ontstaan. Vandaag zouden we spreken van Buurtspoorwegen, met alles wat dat suggereert in termen van mobiliteitsdiensten voor onze gemotoriseerde maatschappij.

Logo de la Société Nationale des Chemins de fer Vicinaux (SNCV)

Waarvoor dient het?

Locomotive à vapeur et sa rame de la SNCV

België gaat er prat op in 1835 de eerste openbare spoorweg van het continent in gebruik te hebben genomen en een nationaal netwerk van treinen te hebben ontwikkeld. Deze bleven aanvankelijk echter beperkt tot de dichts bevolkte delen van het land, omdat de overheid de dienstverlening aan plattelandsgemeenschappen, die te dun bevolkt waren om de dividenden van een inhalige aandeelhoudersbasis te garanderen, verwaarloosde. De wet tot oprichting van de Société Nationale des Chemins de fer Vicinaux, in het Nederlands genaamd NATIONALE MAATSCHAPPIJ VAN DE BUURTSPOORWEGEN (NMVB), werd uiteindelijk in 1885 getekend door Leopold II, die zich grote zorgen maakte over de groei van de metaalindustrie en de positie van België als tweede grootste economie ter wereld, na Engeland.

De grootste "kleine" spoorweg ter wereld !

Echt revolutionair in een tijdperk gedomineerd door kapitalistische uitbuiting, was de missie van de NMVB om de door de grote spoorwegen achtergelaten gemeenten uit hun isolement te halen door op economische wijze lijnen aan te leggen, langs de wegen of het water, over heuvels en dalen, om een voor iedereen toegankelijke vervoersdienst aan te bieden en alle goederen tot in de verste uithoeken te bezorgen. De financiering is afkomstig van de staat, de provincies, de gemeenten en zelfs van individuele belangstellenden. Het principe van wederkerigheid werd toegepast: de “rijke” lijnen voorzagen in het levensonderhoud van de kleinere en minder rendabele lijnen, waarbij het vervoer van landbouwproducten of mijnbouwproducten garant stond voor de lage passagierstarieven. 

Uiteraard ontwierpen de fabrikanten van spoorwegmaterieel in het Waalse industriegebied eenvoudige en robuuste locomotieven en rijtuigen voor het lokale net, dat een prachtige vitrine bleek voor hun export van koloniale spoorwegen en trams over de hele wereld. 

Geleidelijk aan groeide het lokale netwerk uit tot 5.000 km lijnen tegen de tijd van de wereldtentoonstelling van 1935, waarmee het de grote spoorwegen na 50 jaar bestaan ver achter zich liet.

Autorail de la SNCV

De eeuw van de Buurtspoorwegen (1885-1992)

Type S de la SNCV

Als enige honderdjarige maatschappij in de transportwereld had de NMVB in 1985 nog maar 200 kilometer spoor over (La Panne – Oostende – Knokke, het netwerk van Charleroi, de grotten van Han). De concurrentie van de privé automobiel vanaf de jaren 1950 en de vaak anachronistische aanleg van de tramsporen op drukke wegen zou buitensporig geachte uitgaven hebben gevergd. 

Een eeuw lang maakte de tram in de omgeving dus deel uit van het landschap van het vaderland, met zijn smalle, geplaveide, met bomen omzoomde wegen en sporen van één meter breed. Buurtspoorwegstations waren zeldzaam, want de zuinige tram stopte liever in de buurt van een café waar passagiers en pakjes in goede handen waren. 

Elektrische trams werden in 1894 toegevoegd aan de door stoomlocomotieven aangedreven konvooien uit heroïsche tijden. Het succes van deze nieuwe tractie stimuleerde Julien Dulait, baas van de firma Electricité & Hydraulique (het toekomstige ACEC), om alles wat nodig was voor de nieuwe trams te produceren. De kwaliteit van zijn producten maakte Charleroi wereldberoemd. Een andere financiële en industriële magnaat, Edouard Empain, die de kusttramlijn exploiteerde, probeerde tevergeefs zijn bedrijf uit te breiden naar zijn netten van Rijsel en Valenciennes. Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog richtte hij de Section du Chemin de Fer Vicinal en Campagne op, vooruitlopend op de strategische rol die de tram aan het IJzerfront zou spelen. In het door de Duitsers bezette België zorgden de buurtspoorwegtrams voor het grootste deel van het personenvervoer (de hoofdspoorwegen waren “geconfisqueerd” en waren ze vindingrijk: nachttrams en verbindingen tussen de steden stelden de uitgehongerde bevolking in staat zich te bevoorraden op het platteland. Tegen 1918 moest ongeveer één helft van het landelijke netwerk worden hernieuwd of heraangelegd en hadden de particuliere exploitanten de handdoek in de ring gegooid. De NMVB herbouwde en exploiteerde het netwerk rechtstreeks op een moderne manier door de stoomtrams te vervangen door ruime en comfortabele elektrische trams te ontwerpen en het sociaal toerisme te bevorderen toen de eerste betaalde vakanties kwamen (1936). De oude locomotieven werden behouden voor het goederenverkeer, dat nog steeds zeer winstgevend was. In 1940 werden ze opnieuw gebruikt voor personenvervoer, omdat er geen benzine meer beschikbaar was. Op het hoogtepunt van de bombardementen bleef de tram rijden, omdat het véél minder zichtbaar was dan de grote spoorweg. De rust keerde terug in een veranderde wereld waarin de individuele motorisering de oude vervoerswijzen verdrong. De eeuwenoude maatschappij werd in 1991 opgeheven als gevolg van de regionalisering van het openbaar vervoer over de weg (TEC in Wallonië, De Lijn in Vlaanderen en de MIVB in Brussel).

ASVi en het Buurtspoorwegen-ontdekkingscentrum

Een groep enthousiastelingen richtte in 1972 de vzw ASVi op, met als doel oude lokale trams te bewaren en laten rijden. In de loop der jaren heeft de vereniging een collectie van meer dan 40 voertuigen verworven, waarvan de oudste dateert uit 1885. De ASVi rijdt sinds 1978 met haar trams op de lijn Lobbes – Thuin en moet het zelf onderhouden sinds 1 januari 1984. Om haar collectie aan het grote publiek te tonen en de geschiedenis van de NMVB op een levendige manier voor te stellen, werd in 1994 het project Ontdekkingscenter van de Buurtspoorwegen opgestart, en het eerste gebouw werd ingehuldigd op 01.10.1999, dankzij de inspanningen van de leden van de vereniging en overheidsfinanciering.

Représentation des différents véhicules qui se trouvent dans le musée du tram vicinal

Onze lijnen

Plan des lignes du musée du tram vicinal

De collectie

Onze trekker voertuigen...

Onze getrokken voertuigen...

Divers...

Ladderwagen

Voertuig op banden voor het onderhoud van de bovengrondse lijn !